Verlangen
de zachtste keten ooit gesmeed,
gevlochten niet uit ijzer,
maar uit dromen,
fluisteringen,
beloften half gezien in de rook van verlangen.
Het kust je polsen met fluweel,
wikkelt je keel in zijde,
buigt je knieën niet door kracht,
maar door een zoete, brandende honger.
Je jaagt, denkend dat je vrij bent.
Je reikt, denkend dat je kiest.
Maar elke stap vooruit trekt de leiband strakker
een leiband gesponnen uit je eigen verlangen.
Er is hier geen cipier,
geen slot,
geen ijzeren deur.
Alleen een spiegel,
en daarachter
de oneindige reflectie van je eigen dorst.
Verlangen schreeuwt niet.
Het zingt.
Een lied zo prachtig
dat je vergeet dat je bloedt
om het te volgen.
Het polijst je ketenen totdat ze glanzen als kronen.
Het maakt je kooi uitgestrekt en met juwelen bezet,
een koninkrijk waarvoor je zou sterven om het te verdedigen,
een gevangenis die je thuis noemt.
En de zoetste leugen van allemaal:
Je draagt je gebondenheid
als een tweede huid,
en noemt het
liefde.
hoop.
leven.
Maar toch,
zelfs in de diepste pijn,
zelfs in het meest gouden verdriet,
herinnert iets in jou zich:
de smaak van wind zonder muren,
het verlangen naar een hemel zonder plafonds.
En op een dag,
misschien,
zul je het lied ontwennen,
je handen openen,
naakt uit de droom stappen.
En je zult weten:
de meest elegante slavernij
was altijd eigenhandig gecreëerd.