Daar, waar de aarde eindigt
en chaos onder je voeten zindert,
waar de hemel rauw is en de zee nooit liegt
dáár vind je het.
Dáár vind je jezelf.
Surfen is geen sport.
Het is een rebellie.
Het is een ritueel van bloed, adem en botten
tegen de machine van comfort en angst.
Elke peddelslag is een oorlogskreet.
Elke golf een kathedraal die instort onder het gewicht van glorie.
Elke wipeout, een dood,
elke rit, een wedergeboorte.
Je speelt niet met de natuur.
Je gokt je illusies tegen haar oeroude stemmingen.
Zout scheurt je huid open.
De zon brandmerkt je vlees in goud.
De oceaan rukt het lawaai uit je geest totdat alleen instinct overblijft,
puur, meedogenloos, stralend.
Hier zijn geen schema’s.
Geen schermen.
Geen koetjes-en-kalfjes.
Alleen wind.
Alleen hartslag.
Alleen het woedende, prachtige nu.
Angst?
Ze grijpt je ribben vast
en explodeert dan in wilde lach
wanneer je beseft dat je nooit de controle had.
Surfen reinigt je als vuur,
brandt de dode delen weg,
laat je achter, nieuw, naakt, levend.
Het is meditatie door overgave,
bruinen door strijd,
heling door vernietiging.
Je stemt af op stromingen die geen verstand kan voorspellen.
Je leest water als poëzie, geschreven in woede en verwondering.
Je vertrouwt je lichaam zoals je een vallende ster vertrouwt,
met ontzag, met snelheid, zonder enige garantie op terugkeer.
En daar,
te midden van vreemden met zon gebleekte glimlachen en zout gebeten zielen,
herinner je je:
wij zijn wild.
Wij zijn vrij.
Wij zijn meer oceaan dan vlees.
De kliffen zijn je getuigen.
De winden zegenen je.
De zee wist je uit, doopt je, baart je opnieuw.
Surfen
geen sport.
Zelfs geen passie.
Een woest gebed.
Amen